Patrice Riemens on Fri, 6 Aug 2004 12:12:16 +0200 (CEST) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
[Nettime-nl] Thierry Baudouin: De Franse 'coordinations'- van beroepsgebondencultuur naar stedelijk territorium vorming. |
Dit artikel, oorspronkelijk uit het tijdschrift 'Multitudes' (# 17, Lente 2004) gaat over de 'coordinaties', de nieuwe vorm van arbeiders zelf-organisaties en de 'intermittents' (flexibele arbeiders) in Frankrijk, onderwerpen die in het kader van de 'precariteit' tegenwoordig nogal in de bellangstelling staan. Omdat ik dit stuk toch in het Engels moest vertalen (gelukkig tegen betaling) heb ik het maar ook naar het Nederlands omgezet. Ik raad de lezerster, indien er een lezerster hiervoor te vinden is, om het snel en 'overvliegend' tot zich te nemen, dan blijft h/zij geboeid, zoniet geinteresseerd. Wat al te secure lezing daarentegen garandeert ergernis, hoofdpijn, en getier tegen de 'Franse mist' ('French Fog'). ciao, patrizio & Diiiinooos! ----------------------------------------------- Thierry Baudouin De Franse 'coordinations'- van beroepsgebonden cultuur naar stedelijk territorium vorming. De verscheidenheid aan tijdsschalen, die de basis vormt van het begrip flexibele arbeid (in het Frans: 'intermittence', nu een gevleugeld woord), maakt het ook problematisch om binnen de huidige (arbeids)strijd het terrein af te bakenen waar een vruchtbare samenwerking binnen de alternatieven producerende 'multitudes' kan plaatsvinden. De elite status, die echter wel op een massale arbeidsonzekerheid ('precariteit') gebaseerd is, waarin het onderwijspersoneel, onderzoekers en uitvoerende artiesten opgesloten zitten, heeft hen ertoe gebracht om na te denken over andere productieve territoria en andere vormen van openbaar bestuur die deze alternatieven mogelijk zouden kunnen maken. Vanuit die oogpunkt bekeken, zien wij dat de stad bezig is naar voren te komen niet alleen als het terrein bij uitstek waar deze post-industriele scheppende arbeid en samenwerkingsvormen plaats vinden, maar ook als het openbaar bestuurslichaam is dat het best in staat is het potentieel ervan te realisren. In dit kader zulen wij kijken naar twee daadwerkelijke voorbeelden van arbeiders 'coordinaties' in Franse havensteden. Het is algemeen bekend dat een van de markantste consequenties van de 'flexibilisering' van de arbeid de verdwijning inhield van al die werknemers organisaties uit het 'Fordistische'tijdperk' die gestruktureerd waren rond de arbeidsplek zelf - zonder dat er overigens iets anders voor in de plaats kwam. En dat was des te meer het geval daar waar allerlei pogingen werden ondernomen om de dichotomie te overstijgen tussen productie en reproductie, tussen producenten en staatsburgers ('citoyens'). Deze rotsvaste bestanddelen van het industriele tijdperk, worden krampachtig vastgehouden in staten die nog centralistisch zijn en die nog steeds een zware stempel drukken op alles wat institutioneel is, zowel in de politiek als bij de vakbonden. En dit is heel specifiek het geval in Frankrijk. De coordinaties vertegenwoordigen op dat punt een tweevoudig karakter, eenerzijds omdat zij dwars snijden door de traditionele beroepsgroepen en anderzijds omdat zij binnen een bepaald geografisch gebied opereren. Men kan niet genoeg benadrukken hoe beide zaken met elkaar verbonden zijn. De coordinaties mobiliseren in de eerste plaats de werknemers die onderworpen zijn aan gevarieerde vormen van dienstbetrekking, niet alleen tijdelijke werknemers , of kenniswerkers ('immaterieel arbeid'), maar ook al degenen die samenwerken binnen productieprocessen waarvan de moderniteit juist daarin besloten ligt dat zij traditionele vormen van loonarbeid doorbreken. Zulke ontwikkelingen sluiten geenszins werkenemers uit die nog steeds vallen onder 'harde' arbeidscontracten ('vaste' werkgelegenheid). Zij kunnen zelfs initiatieven nemen, zolang zij zich, maar dat is dan ook een absolute voorwaarde, bevrijden van het dwangbuis van het (vakverbonds) corporatisme. Deze samenwerkingsverbanden tussen verschillende vormen van activiteiten die het resultaat zijn van nieuwe vormen van productie kunnen zich bevrijden van de oude beroepsgewijze structuren omdat zij in de stad de politieke motivatie vinden alsook de mogelijkheid om deze ( samenwerkingsverbanden) verder uit te bouwen. De re-territorialisatie van de flexibele arbeid in de stad loopt parallel met het overstijgen van zowel van staatswege bepaalde ruimtelijke domeinen als van rigide beroepscategorieen die kenmerkend waren voor het industriele tijdperk. Sinds het begin van de tachtiger jaren, d.w.z. sinds het begin van de versplintering van de werktijden, eerst in de Fordistische firma, en daarna binnen bijna alle vormen van loonarbeid, hebben wij verschillende pogingen bestudeerd die tot doel hadden het herstellen van wat toen meestal nog maar als een basale gebiedsgebonden solidariteit werd begrepen, die noodzakkelijk werd geacht om "de maatschappelijke samenhorigheid" te handhaven - zoals men het toen al begon te noemen. Het waren Katholieke bewegingen die toen als eerste de nadruk gingen leggen op een sociaal-economisch band dat gebaseerd was op het op een bepaald gebied samenleven, en niet alleen maar op de productieplek (1). Zij organiseerden het meeste van de steun aan de werkklozen en onvaste loontrekkers uit die dagen. Van hun kant gingen sommige minderheidsgroepen binnen de CFDT (de 'gematigde' Franse vakbond, vert.) hun inspiratie zoeken bij de toenmalige Italiaanse arbeidsstrijd en begonnen op heel kleine schaal een stedelijke mobilisatie van prekaire werkers, met name in Caen en in de 'Basse-Normandie' regio. Maar de op beroepsgroepen stoelende struktuuur van de overkoepelende vakbewegingsorganen was lange tijd in staat om al deze initiatieven de pas af te snijden omdat deze gebaseerd was in en op (geografische) 'werkgelegenheids bassins', en daardoor beschuldigd werden om het essentiele kenmerk van de arbeidersbeweging, het 'vak' (beroep) te ondermijnen (2). Veel langer dan elders heeft in Frankrijk de gelijktijdige komst van en de globalisering en van de Socialistischje Partij aan de macht de opvatting bestendigd dat productieve activiteiten uitsluitend begrepen dienen te worden in het kader van Fordistische loonarbeid. Tot op heden zijn er vele zg. 'niet-representatieve' vakorganisaties die niet verder weten, kunnen, of willen gaan dan "nee" te roepen tegen prekaire arbeid. Het is dan ook geenszins toeval dat de bevrijding uit de dubbele hierarchie van natiestaat en onderneming, beiden het kenmerk van het industrieele tijdperk, het werk is van de coordinaties in die steden die rechtstreeks te maken kregen met de globalisering van het kapitaal. De reterritorialisatie van de strijd in de havensteden Saint Nazaire en Duinkerken (Dunkerque) gebeurt inderdaad tegen multinationals die zelf rechtstreeks met de steden zijn gaan onderhandelen. In het algemeen privilegieert het (Franse) tijdschrift "Multitudes" andere alternatieven die op andere vormen van mobiliteit stoelen, bijvoorbeeld van migranten uit arme landen, van 'expats', en van de immaterielle circulatie op het Net. Maar de bovengenoemde vorm van reterritorialisatie maakt eveneens volledig deel uit van deze ontwikkelingen, omdat steden zich moeten organiseren om de kapitaalstromen te controleren die door en dankzij hen een essentieel gedeelte van de meerwaarde afromen, en belangrijker nog, om een andere aanwending van deze kapitaalstromen voor te stellen. De Produktieve Stad. De zuiver economische dimensie van de externalisatie praktijken die door ondernemingen bedreven worden die daarmee in allerlei vormen van activiteiten doen ontstaan in de stad als geheel, veranderen in zeer hoge mate wat stedelijk is in de stad, zowel op het gebied van de tijdsbeleving als van de handelsstromen. Zo heeft in havensteden de globaal georienteerde logistiek van multinationale ondernemingen de traditionele vervoersactiviteiten die aan de kadekant plaats vonden letterlijk uiteen doen spatten en deze gedwongen deel te gaan uitmaken van een veel uitgebreider net van commercieele- en geinformatiseerde competenties, die over de hele stad en het omeland ver daarbuiten verspreid liggen. Deze uitdijing van het lokale context dwingt tegenwoordig steden om rechtstreeks met multinationele ondernemingen te gaan onderhandelen (en vice versa), waarbij steden met elkaar in een 'competitie der talenten' worden geworpen teneinde te bepalen waar investeringen in deze of gene delen van het continent terecht gaan komen. Niet alleen ondernemingen en vakbonden en niet alleen individuele levens worden nu door het productieproces ingelijfd, maar de gehele democratische en sociale organisatie van de stad worden thans ingezet in een globale dimensie. De dubbele vereiste voor steden, om, collectievelijk, bewust te zijn van de sociale en economische strategieen die de globalisering voor hun mogelijk maakt, alsmede om te beschikken over het openbaar gezag om hun plannen te kunnen realiseren, maakt dat steden met een democratische bestuurstruktuur een startvoordeel hebben in de competitie. Steden met gezagsdragers die gekozen zijn vanuit politieke, economische en maatschappelijke geledingen zijn in staat om behoorlijke stukken meerwaarde voor hun bewoners, ondernemingen en territoir van globaal opererende firma's op te eisen, en doen het daarmee veel beter steden die nog steeds behept zijn met een hierarchische, door de natie-staat opgelegde bestuurstruktuur. Daar waar de lokale regenten geen direkte macht kunnen uitoefenen op afgevaardigden van diverse nationale beslissingsinstanties staan zij met lege handen voor de nieuwe mechanismen van de globalisering. Alle havens, of zij nu staatslichamen zijn of havensteden, maken deel uit van een economisch netwerk dat altijd al gekenmerkt is geweest door de keerbaarheid van de goederen en informatie stromen, en waarvan de volumen en de rytmen altijd veranderlijk zijn geweest. Vanaf het begin van de industrialisatie waren zij gedwongen om een aantrekkelijk en stabiel inkomen te garanderen aan een werkenmersschare dat per definitie mobiel was, en door wiens handen waardevolle goederen gingen. Havenarbeiders waren bij geen firma in het bijzonder in dienst omdat zij beschikbaar moesten zijn naar gelang de dagelijks wisselende behoeften van alle ondernemingen in de haven. Havenwerkers genoten derhalve overal van een 'sterk' arbeidscontract. Nietemin verdween in Frankrijk dit 'sterk' arbeidscontract, ook in havens die in overheidshanden waren, tegelijk met het verdwijnen van het Fordisme (dit bewijst zijderlings dat het begrip gegarandeerde werkgelegenheid, net zoals het hele economisch apparaat trouwens, alleen in relatie gezien kanworden met het productief systeem waarvan het deel uitmaakt). In deze (Franse, overheids-) havens die eigenlijk los stonden van hun stad was dit gegaranderrd inkomen trouwens gebaseerd op een dubbele monopolie, van de staat en van de vakbond. De vakbond, d.w.z. de CGT (groot, zeer hierarchisch, en aan de communistisch Partij gelieerd, vert.), die haar monopolie met hand en tand verdedigde, opereerde binnen een 'gesloten zone' die door de centrale staat volledig gereguleerd werd, omdat die toen nog de regie voerde over alle buitenlandse handel. Deze samenkomst van allenrechthebbenden produceerde een volstrekt naar binnen gesloten, niet democratische ruimte, die ook malen meer dan gemiddelde inkomens mogelijk maakten voor alle betrokkenen. Deze havens waar de arbeiders, maar ook de patroons en de overheids ingenieurs in staat bleken om de verkregen rechten van hun diverse beroepsgroepen tijdens de 'glorieuze dertig jaren' na de tweede wereldoorlog te bestendigen waren zodoende twee tot drie maal duurder geworden en tegelijk ook minder produktief dan hun (Noord) Europese buren. Dit is omdat in de meeste havensteden ter wereld, met name in Noord Europa, het een lokale overheid is, stad, (Duitse) Lander, of regio is die zo'n essentiele bron van inkomsten en van werkgelegenheid beheert, en niet de (centrale) staat. In deze andere vorm van publiek domein moeten overheidsinstanties, vakbonden en bedrijfsleven wel met elkaar samenwerken om strategieen te ontwikelen voor wat een gemeenschappelijke onderneming is. De uiting van tegenstellingen en oneensheden mag zich, ja moet zich zelfs, ongeremd uiten, want deze democratie is productief: de stad moet beslist in staat zijn om de bepalende variablen vast te stellen die leiden tot economische keuzes voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk domein, dat ook als zodanig door alle acteuren ervaren wordt. Al is het wel bekend dat de bestuursvorm die gemeenschappelijk is aan alle productive territoria de uit het industrieele tijdperk daterende centralistische, hierarchische, strukturen van staat en onderneming van zich af schudden, toch moet de nadruk worden gelegd op de eerst moverende reden van deze vernieuwing, namelijk om nieuwe vormen van samenwerking mogelijk te maken die verder gaan dan de versteende antagonistische verhoudingen. De opkomst van zulke 'plurale' territoria wordt echter (in Frankrijk) sterk afgeremd door de 'jacobijnse' machtsorganen die hun overwicht proberen te behouden door met name havensteden te beschuldigen van allerhande twijfelachtige trafieken en transacties, en/of andere vormen van dubieuze verrijking. Nu moeten wij kijken naar de rol die sommige kategorieeen van arbeiders in de haven - let wel, dit zijn niet langer de klassieke havenarbeiders! hebben gespeeld om een begin te maken of zelfs ervoor te gaan agerenzodat twee Franse havensteden, Duinkerken en st Nazaire aan deze andere vorm van territoriaal bestuur zouden beginnen. De geterritorialiseerde coordinaties. De moedwillige ontbinding van het havenwerkersstatuut door de Franse socialistische partij in 1993 had het verwachte resultaat: de helft van de havenwerkersgilde werd ontslagen, de andere helft werd individueel weer in dienst genomen door de bedrijven. De vakbond GCT had op het eind met het plan ingestemd, op voorwaarde dat de inkomenpositie van het bestaande arbeiderspool overeind zou blijven, hetgeen geschiedde door middel van de Franse equivalenten van VUT en WAO regelingen. Maar ondertussen bleef de corporatistische arbeidsvoorwaarden struktuur onverlet, en ging geheel voorbij aan de inmiddels exploderende precaire werkgelegenheid in de logistieke sector, die zich over de hele stad, ver buiten de haven, ontplooide. Slechts twee coordinaties maakten van deze omwenteling gebruik om een meer zelfbeheerde systeem van regulering van de werkgelegenheid in te stellen, en dit buiten het het monopolie van de CGT om. Een loonbedrijf dat in meerderheid in handen is van de werknemers, maar waarin ook de bedrijven die een beroep erop doen participeren, werd opgericht en slaagde erin de antagonistische patsstelling van non-communicatie, die het kenmerk was van het "noch op loonarbeid noch op bedrijfscapitaal gebaseerde uit-geterritorialiseerde produktivistische etatisch systeem"(sorry, hoor ik schrijf dit niet, ik vertaal het alleen - daarom heb ik het maar tussen aanhalingstekens gezet ...) te doorbreken. Een ondernemingsconvenant zorgt voor een tot nog toe onbekende flexibiliteit in ruil voor inkomensgarantie van alle werknemers, die zich op hun beurt wel sterk voor produktiviteitvergroting moeten maken. Deze afspraken gelden dan zowel de vaste werkenemers als de losse arbeidskrachten. De coordinaties stapten definitief uit het corporatistisch dwangbuis door het integreren van de precaire werkers, en zelfs van vrouwen. Zij stichtten, een primeur in Frankrijk, ook een opleidingscentrum voor de havenberoepen en rekende daarbij af met de bijkans genetische lokale traditie waarbij arbeid in de haven beschouwd wordt als een 'mannenberoep' die alleen maar 'op de kade' van vader op zoon overgedragen kan worden (5). Dit resulteerd in de noodzaak voor permanente onderhandelingen tussen het loonbedrijf in handen van de coordinatie en het het bedrijfsleven, net zoals allang het geval is in de zeer produktieve Noord-Europeese havens. Het parool is dan om het lokaal comparatief voordeel uit te buiten, en niet een corporatistische monopolievoordeel. De manier van opereren van de coordinaties blijkt in staat om bedrijven aan te trekken die tot nog toe in grote meerderheid niet bereid waren om in de voormalige gebureaucratiseerde havenzones te investeren. Deze overgang van de vakbond van havenarbeiders naar de "Coordinatie van de werkenemrs in de havens een aanverwante beroepen" heeft geleid tot het verdwijnen van andere blokkades op het gebied van de perceptie van wat voorheen een op zich zelf staande zone was. De heftigheid van de reacties van de kant van de oude institutionele monopoliehouders, waarbij de CGT fysiek geweld niet schuwde, terwijl de overheid lange tijd de representativiteit van de coordinaties niet wilde herkennen, ook al spraken zij in naam van de meerderheid van de werknemers in de haven, tekent wel de omvang van de verandering. Dat komt omdat het openbaar optreden van de coordinaties niet alleen de havenbaronnen, maar ook het stedelijk bestuur en de gemeenteraad aangaande hun economische beleidsstrategieen, dan wel ontbreken daarvan, in verlegenheid brachten. De nieuwe werk aanpak van de coordinaties heeft vervolgens ertoe geleid dat de bestuurders in versneld tempo zich als ondernemers gingen opstellen en voortaan het lokaal potentieel gaan mobiliseren in plannen die veel verder gaan het kader waarin de vroeger almachtige (centrale) staat placht te opereren. Dit gaat nu zover dat Duinkerken (Dunkerque ) zich thans wenst te afficheren als een 'Vlaamse haven'. Dat wil zeggen dat het zich veel dichterbij Antwerpen voelt dan van Parijs, en dat het wens veel actiever deel te nemen aan de Europese handelsstromen die door het 'hexagonaal denken' (de 'zeshoek' - hexagone - is de geometrisch symbool/afkorting van Frankrijk, vert.) veronachtzaam werden, en veel succesvoller door het Rhenaans achterland getapt werden. Dit is dan ook het articulatie moment van de relatie tussen (haven)steden en multinantionale ondernemingen. Zo gaat Duinkerken in toenamende mate samenwerken met Belgische firma's die massaal in de havens zijn gaan investeren en terminals opzetten die aangesloten zijn op geheel andere netwerken dan de hoogovens (van Noord Frankrijk en Lotharingen, vert.) of andere delen van het Frans grondgebied. Ook, alweer een primeur in Frankrijk, zijn distributiebedrijven van Amerikaanse en Aziatische goederen zich in Duinkerken gaan vestigen. Vroeger zouden zij dat nooit gedaan hebben, en gaven de voorkeur aan echte commerciele havens elders in Europa. We moeten benadrukken dat territoir niet lokale parochie betekent, in tegendeel. Beide havensteden hebben juist het Gallisch lokalisme waarin de centrale staat hen hield van zich afgeschud toen zij zich zijn gaan opwerpen als economisch groeipolen die gebaseerd zijn op een netwerk van samenwerkingsverbanden op Europees en zelfs mondiaal nivo. Het ruimtelijk autisme van de oude staatsstrukturen heeft zowel de twee steden als de coordinaties gedwongen om aansluiting te zoeken bij federale organisaties om hun verdere ontpooing veilig te stellen. De coordinaties hebben ook bereikt dat de verhoudingen een meer op de burger georienteerd karakter kregen, niet langer alleen maar gefundeerd op het werk, maar op het geheel der produktieve aktiviteiten van de stad. Dit fenomeen leidt ertoe dat in Europa steeds meer complexe stedelijke territoria - en dat niet alleen in geografisch opzicht - naarmate elke stad allelei vormen van samenwerking met andere steden aangaat, naar gelang de soort van materiele en immateriele producties die het wenst te beginnen. Zodoende maakt de stad zijn burgers het mogelijk om deel te zijn van polen, niet van eenzijdige excellentie, maar van meervoudige complexiteit. Maar de sociologische analyse van de coordinaties laat ook hun grenzen zien, omdat het reterritorialisatie proces nog steeds slechts gedragen wordt door een, dominante, economische activiteit, en het gehele, op diversiteit gebaseerde potentieel van de 'intermitentie' hier bij lange na niet tot uitdrukking wordt gebracht. Bovendien blijkt het dat het juist de wetenschappers en de cultuurdragers zijn, in Frankrijk immers door de centrale staat naar deze of gene standplaats uitgezonden, die zich het meest verzetten tegen deze ontwikkelingen, zich beroepend op hun 'universele' missie, in tegenstelling tot deze zogenaamde eng-lokale bewegingen. Wat niet wegneemt dat de inzet van de coordinaties steeds meer burgers, maar ook steeds meer lokale politici, ertoe brengt om zich verder te committen aan de transformatie van de bestaansvoorwaarden van het gebied. En dit fenomeen, dat thans een politiek karakter gaat aannemen, breidt zich uit naar andere creatieve aktiviteiten in de stad, al is het zo dat onder het tanende, maar nog steeds aanwezige invloed van de centrale overheid, dit nog steeds voornamelijk de zogenaamde informele sector geldt. Het opkomen van de stad als gemeenschappelijk terrein maakt dat deze steeds meer de vorm gaat aannemen van een alternatief openbaar gezag, zij het eerder complementair met dan tegengesteld aan nationale of federale instituties. Het laatste is dan ook van essentiele belang voor de multitudes wat betreft de noodzakelijke, 'zware' investeringen. Deze pragmatische zienswijze behoedt ons ervoor om dit nieuwe openbaar gezagsinstantie als een op zich staande compleetalternatieve constructie te zien, immers overkoepelende instanties blijven nodig, was het alleen maar op het gebied van het herverdelen van resources (6). Maar wat deze havensteden wel duidelijk maken is dat de stad een zwaartepunt is van de strijd om een andere globalisatie omdat zij de plek is van de direkte confrontatie met de strategieen van de geglobaliseerde ondernemingen. Wij moeten in de stad investeren om de globalisatie niet, letterlijk, over te laten aan het kapitaal. Noten: (1) Dit valt te zien als een voortzetting van het aloud parochiaal opbouwwerk die de RK kerk altijs al gekenmerkt had. (2) cf T.Baudouin et all, "Mouvements de chomeurs et de précaires en France, la revendication d'un revenu garanti", Paris: Mire, 1989 (The movement of jobless and precarious workers in France: the demand for a guaranteed income'), and earlier: T.Baudouin & M.Collin: "'Le contournement des forteresses ouvrières. Précarité et syndicalisme", Paris: Meridien-Klincksieck, 1983. ('Routing around the fortresses of the working class. Precarity and trade unionism') (3) Zie hierover "Globalisering en de Stad" in Multitudes no 6, sept 2001 (in 't Frans) (4) Ook in Multitudes no 6, Arnaud le Marchand's artikel "Flexibele arbeid en de de productie van de post fordistische stad" (in 't Frans) (5) Zulke termen waren nog steeds te horen tijdens onderhandelingen over de toekomstige, volledig geautomatiseerde container haven! (6) Zie m.n. no8 van Multitudes (maart 2002) over het gegarandeerde inkomen. (in 't Frans) --------------------------------------------- Origineel: Thierry Baudouin: Les coordinations, des métiers au territoire de la ville. Multitudes no 17 (2004). (http://multitudes.samizdat.net) vertaald door Patrice Riemens Groningen, augustus 2004
______________________________________________________ * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet * toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een * open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek. * Meer info, archief & anderstalige edities: * http://www.nettime.org/. * Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).